De geschiedenis van de Sint Vituskerk Hilversum
Geplaatst op za 14 augustus 2021 in Geschiedenis
Een klein woord vooraf
Tijdens één van de zaterdagmiddag openstellingen van de Vituskerk in Hilversum in de zomer van 2021, kreeg ik een wat leek op een achtergelaten boekje mee, dat de geschiedenis van de kerk beschrijft.
In dit blog een ingescande versie van het 16 pagina tellende boekje "De geschiedenis van de Vituskerk Hilversum" uitgegeven in 1977.
De tekstuele inhoud is onveranderd, in enkele woorden is het "einde zin" streepje verwijderd. De tekst is op enkele plaatsen verrijkt met verwijzingen op internet.
Het boekje: De geschiedenis van de Sint Vituskerk Hilversum


Hartelijk welkom in onze Sint-Vituskerk, een neo-gotisch bouwwerk, in de jaren 1890 tot 1892 gebouwd naar een ontwerp van dr. Pierre Cuypers, die ook het Rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam bouwde. Deze kerk is een Huis van God en plaats van gebed voor de christenmensen die rond deze Vituskerk wonen. Hier komen zij als gelovigen samen om de heilige eucharistie te vieren en te luisteren naar de evangelische boodschap. Deelt u het geloof van deze mensen, brengt u dan een groet aan het heilig sacrament. En als u wat gaat rondwandelen in dit mooie gebouw, dan wil deze gids u daarbij graag van dienst zijn.
Het kerkgebouw
De parochie van St. Vitus, genoemd naar een martelaar uit de vierde eeuw na Christus, dateert van het jaar 1416. De huidige kerk werd op 5 september 1892 door mgr. P. M. Snickers, de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, op feestelijke wijze geconsacreerd. Dacht men toen voor de toekomst van genoeg kerkruimte verzekerd te zijn, nú telt Hilversum acht parochiekerken. De toren van de St.-Vituskerk is 98 meter hoog en kostte in die tijd 60.000 gulden. De bouwkosten van de kerk, die 98 meter lang is, bedroegen 194.450 gulden.
De ramen
Staat u achter in de kerk, dan vallen direct de ramen aan de linker- en rechterzijde van het gebouw op1 2. Deze zijn een creatie van de glazenier Henri Charles Jonas. In veertien ramen heeft hij de geloofsbelijdenis van de christenmens uitgebeeld. Zijn laatste raam, dat rechts achteraan pal naast de ingang van de Mariakapel is gesitueerd, bevat onder meer de beeltenis van de kapelaan Frank, die in die dagen juist was gestorven. Kapelaan Frank was een neef van de bekende deken Frank. De overige ramen heeft Jonas helaas niet kunnen voltooien. Hij stierf in 1944. Loopt u door het middenpad wat naar voren, dan treft u ook dáár aan beide zijden ramen, voorstellende de zeven sacramenten: doop, vormsel, eucharistie, biecht, sacrament der zieken, priesterschap en huwelijk.
De kruiswegstaties
Intussen bent u de veertien kruiswegstaties gepasseerd. Deze zijn een schepping van de Hilversumse kunstschilder Anthonius Brouwer. Deze kruisweg schilderde Brouwer al in 1860. Op 17 oktober 1861 werden de veertien staties plechtig ingewijd door mgr. A. S. Schaepman. Brouwer, die jarenlang in het pand Groest 83 heeft gewoond, kwam oorspronkelijk uit Nijkerk, maar werd door een rijke Hilversumse familie in staat gesteld te studeren. Anthonius Brouwer stierf in 1908. Hij werd begraven op het oude kerkhof aan de Sint-Annastraat. Toen dat kerkhofje voor de kernsanering moest wijken, is Brouwers grafsteen overgebracht naar de pastorietuin. Deze staat nu tegen de achterwand van deze kerk, dus op de plaats van het priesterkoor.
Het centrum
U bevindt zich nu in het centrum van de kerk, met vóór u het hoogkoor (priesterkoor). Dit centrum steunt op vier pijlers, waarboven de vier kardinale deugden: rechtvaardigheid, matigheid, sterkte, voorzichtigheid (kardo = hengsel, spil).
Het orgel
Links van het centrum bevindt zich het orgel, dat door de Amsterdamse orgelbouwers L. van den Brink en Zoon werd gebouwd. Het bevond zich al in de oude kerk en werd op 18 december 1859 tijdens een plechtig lof ingezegend. In 1893 werd het door de Utrechtse orgelmaker Maarschalkerweerd in deze kerk op de zangzolder achterin geplaatst.

In 1969 werd het orgel naar de huidige plaats overgebracht. De Fa. Vermeulen uit Alkmaar heeft toen een grondige restauratie en uitbreiding van het orgel uitgevoerd. Zowel visueel als acoustisch voldoet het orgel op deze plaats uitstekend. Op 12 april 1970 werd het gerestaureerde orgel tijdens een feestelijke samenkomst ingespeeld door de stadsorganist van Haarlem, Albert de Klerk.
Het orgel heeft de volgende dispositie:
HOOFDWERK | POSITIEF | PEDAAL | KOPPELINGEN |
---|---|---|---|
Bourdon* 16' | Gedekt 8' | Prestant 16' | Hoofdwerk - positief |
Prestant* 8' | Quintadeen 8' | Subbas* 16' | Hoofdwerk - pedaal |
Hofpijp* 8' | Prestant 4' | Prestant* 8' | Positief - pedaal |
Octaaf* 4' | Roerfluit 4' | Gedekt* 8' | |
Fluit* 4' | Blokfluit 2' | Octaaf* 4' | |
Quint* 3' | Sifflet 1' | Bazuin 16' | |
Octaaf* 2' | Sesquialter 2 st. | Trompet* 8' | |
Mixtuur* 3-4 st. | Scherp 3-4 st. | Schalmei 4' | |
Cornet* 5 st. | Kromhoorn 8' | ||
Trompet* 8' |
De met * gemerkte registers zijn uit het in 1860 door Van den Brink gebouwde orgel.
De zijramen
Boven de orgelkast bevinden zich ramen uit 1901, waarop de zondeval en de verlossing zijn uitgebeeld. Ook ziet u de kloosterstichters: Paulus de Kluizenaar, Benedictus, Carolus Borromeus, Dominicus, Ignatius, Alfonsus, Franciscus en Augustinus. Daaronder staan de dragers van de heilsboodschap: Isaias - Mattheus, Jeremias - Marcus, Ezechiel - Lucas, Daniël - Johannes. Aan de andere zijde van het transept is de aanbidding van de Heilige Drieënheid door de Moedermaagd, de Koningen van Israël en de Apostelen uitgebeeld. In deze ramen bevinden zich ook de wapens van Hilversum en Noord-Holland, het pauselijk wapen en het wapen van de bisschop van Utrecht. Geniet u even van de mengeling van kleuren, die zeer doorzichtig en helder is gehouden.
Het hoogkoor
Dit hoogkoor is aangepast aan de vernieuwing van de liturgie in 1965 door de Hilversumse architect W. M. Weerkamp. De offertafel is uit één stuk marmer vervaardigd. Links en rechts van deze offertafel staan de koorbanken, door de meubelmaker Harry van Rossum vervaardigd uit delen van de communiebanken en de preekstoel uit de oude kerk.
Het altaartapijt
U moet beslist even de tijd nemen om het fraaie altaartapijt te bewonderen. Dit kleed is, naaar een ontwerp van de kunstzinnige pastoor Poppe uit Denekamp, door dames van deze parochie in het jaar 1910 vervaardigd. In het kleed is een symbolische uiting van het Leven van een Christenmens afgebeeld, zoals dat vanuit de bijbel tot ons komt. In de breedte ziet u de drie goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde. In de lengte de vier zedelijke deugden: rechtvaardigheid, matigheid, sterkte en voorzichtigheid. In de vier cirkels de rozenstruik, de leliestruik, de noteboom en de sinaasappelboom, met de tekst „Draagt uw juk, leert van Mij dat ik zachtmoedig en nederig van hart ben, dan zult u rust vinden, Mijn juk is zoet en Mijn last is licht. In de groene rand zijn de acht zaligheden verwoord.
Het hoogaltaar
Het hoogaltaar, waarvoor u nu staat, is gemaakt door Friedrich Wilhelm Mengelberg, de vader van de dirigent Willem Mengelberg. Mengelberg (1837-1919), ontving zijn opleiding in Keulen en richtte daar in 1861 een atelier voor kerkelijke kunst op. Dat atelier verplaatste hij in 1869 naar Utrecht. Daar werd hij een van de belangrijke vernieuwers van de katholieke

kerkelijke kunst in die tijd. Samen met de edelsmeden G. en J. Brom, de architect Alfred Tepe en de glazenier Heinrich Geuer richtte Mengelberg het St.-Bernulphusgilde op. Mengelberg was een veelzijdige kunstenaar, werkte in hout, steen en brons en vervaardigde tal van altaren, beelden, kruiswegstaties, koorbanken en koorhekken in neo-gotische stijl. Het Vitus-hoogaltaar maakte Mengelberg in 1892. Het is vervaardigd van wit zandsteen, het zogenaamde canne pierre. De kolommen zijn van groen marmer, waarvan ook de altaarsteen is vervaardigd. Op het altaar zijn de beelden van oud-testamentische personen uitgebeeld. Aan de linkerzijde Simeon, die als het ware zegt: „Laat nu Heer, uw dienaar in vrede gaan, want mijn ogen hebben het Heil aanschouwd". Aan de rechterzijde Sint Jan de Doper, die zegt: „Zie het Lam Gods". Uitgebeeld zijn ook de bruiloft van Kana en de wonderbare broodvermenigvuldiging, zoals deze in het Evangelie staan beschreven. Rond het kruis staan de vier Evangelisten en in de top van het altaar de pelikaan, symbool van de zich wegschenkende liefde van Jezus. Onderaan de altaartafel zijn eveneens oudtestamentische figuren uitgebeeld, zeven in totaal. In het midden Melchisedech, de priester van brood en wijn uit de tijd van Abraham. Links van hem Abel, het primitieve offer van de oogst. Rechts van Melchisedech staat Izaak, zoon van Abram, die door hem als offer werd gebracht. Rechts naast Izaak staat Mozes, de architect van de Joodse eredienst. Links van Abel Aëron, de eerste priester en uitvoerder van de godsdienst. Geheel rechts David, die voor de godsdienst van de Joden een tempel wilde bouwen, maar dat niet mocht. Geheel links tenslotte Salomon, de vredesvorst en de bouwer van de tempel. Mengelberg heeft door hen de wording van de eredienst uitgebeeld.
De oudste ramen
Als u nu even naar boven kijkt, dan ziet u de oudste ramen van deze kerk, die in 1892 werden vervaardigd. Op deze ramen staan allerlei afbeeldingen uit de bijbelse geschiedenis. Een bezoek aan dit hoogkoor kan een meditatie worden over de woorden, de verhalen en de personen uit de bijbel. Gaat u dit koor verlaten, dan moet u letten op de Eerste Steen in de pijler aan de rechterzijde. Achter deze steen zijn de tekeningen van de kerk en enkele koperen en zilveren munten - in 1892 in omloop - in een loden bus ingemetseld.
De zij-altaren
Uiterst links aan de linkerzijde van het gebouw bevindt zich het Sint-Vitus-altaar, een creatie van bouwmeester Cuypers. Op dat altaar is de heilige Vitus afgebeeld in een vat kokende olie, terwijl hij God dankt en keizer Diocletianus machteloos toeziet. Aan weerszijden staan de veertien noodheiligen, die in noodgevallen, bij ziekten, kwalen enz. worden aangeroepen. Het zijn Blasius, Acacius, Barbara, Margaretha, Catharina, Dionysius (met het hoofd in de hand), Erasmus, Georgius (St. Joris met de draak), Cyriacus, Vitus, Pantaleon, Eustachius, Egidius en Christoffel. De ramen boven dit altaar hebben ook betrekking op Vitus en de noodheiligen. Op de muur links zijn drie taferelen uit het leven van Vitus aangebracht: Vitus voor de landvoogd van Sicilië, Vitus op de

vlucht naar Italië, Vitus die de zoon van keizer Diocletianus geneest. Naast dit altaar hangt een antependium (voorhangsel), door de in 1972 gestorven Joep Nicolas gemaakt. De andere zij-altaren zijn toegewijd aan Maria en Jozef. Deze altaren zijn, evenals het hoogaltaar, scheppingen van Friedrich Wilhelm Mengelberg. Het Jozefaltaar is iets soberder in lijnen dan het Maria-altaar, het maakt een aangename indruk van rust en kracht tegelijk.

Geheel rechts bevindt zich het altaar ter ere van Antonius. Het is gemaakt naar een ontwerp van de Fa. Cuypers en Stolzenberg. Boven het altaar ziet u een gebrandschilderd raam, dat door Th. v. d. Broek werd geschonken. Het is een herinnering aan het gouden priesterfeest van paus Leo XIII (1878-1903), een der grootste pausen aller tijden. Dit raam werd geplaatst op 15 juli 1893. Het ontwerp en de tekening zijn van bouwmeester Cuypers. Op het raam staat Christus centraal, links St. Petrus en rechts paus Leo XIII, met in zijn hand zijn beroemde encycliek „Rerum Novarum", die in 1891 verscheen en aan de katholieke sociale beweging de stoot heeft gegeven. Daaronder bevinden zich Willibrordus en Bonifatius, de beschermheiligen van Nederland. Paus Leo is op zijn zetel gezeten, terwijl hij mensen in audiëntie ontvangt.
De doopvont
Aan deze zijde van de kerk bevindt zich ook de bronzen doopvont. Hier wordt het sacrament van de doop toegediend. De doopkapel bevond zich vroeger achter in de kerk aan de linkerzijde, waar nu het beeld van St. Vitus is opgesteld. Na de liturgische vernieuwingen heeft de doopvont een meer centraler plaats in de kerk gekregen.
De pieta
Als u langs het zijpad naar de uitgang van de kerk loopt, dan passeert u een Piëta, een afbeelding van Maria met de dode Jezus op haar schoot. Het is gemaakt uit zandsteen naar een ontwerp van dr. P. J. Cuypers. Deze Piëta dateert van 1921.
De mariakapel
Achterin de kerk bevindt zich de kapel, toegewijd aan Maria, hulp van de Christenen. Deze kapel is ingericht als een uiting van dankbaarheid voor het gespaard blijven van oorlogsgeweld in de oorlogsjaren 1940-1945. Deze kapel, die op werkdagen als alledag-kerk wordt gebruikt, heeft gebrandschilderde ramen die gemaakt zijn door de Belgische glazenier Reimond Kimpe. Hij heeft Maria uitgebeeld als de vrouw, die Moeder-Maagd is, die lijdt en die is verheerlijkt.

Het museum
Op de plaats waar vroeger het orgel stond en de zangers samenkwamen, de zogenaamde koorzolder, is sinds enkele jaren een museum ingericht, gewijd aan het „Rijke Roomsche Leven". Als u belang stelt in dit museum, dan kunt u met koster Herman Brouwer een afspraak voor een bezoekje maken. Het museum herbergt oude paramenten, missaals en altaarbenodigdheden, alsook (in foto's) de geschiedenis van de parochiegemeenschap van Sint Vitus. Ook een aantal portretschilderingen van de pastoors van de Sint-Vitusparochie in de loop der eeuwen hebben daar een passende plaats gekregen. Het oudste schilderij is van pastoor Tymen de Sayer, in 1603 in Blaricum geboren, in 1628 priester gewijd en op 27 juli 1658 overleden.
Het St.-Vitusbeeld
Als u de kerk weer verlaat, dan passeert u de oude doopkapel, waarin zich nu het oude houten beeld van Sint Vitus bevindt. Dit beeld bevond zich al in de vroegere kerk. Het werd gemaakt in 1866 door Joseph Graven uit München. Op de achtergrond hangen sierlijke gordijnen met korenaar- en wingerdmotief. Deze zijn in 1938 gemaakt door Joanna Wichman.

De luidklokken
Al in 1909 hingen er in onze machtige toren klokken, die evenwel niet aan de gestelde verwachtingen voldeden. In plaats van het strelen der oren door welluidende klanken wekten ze door hun tomeloze harde slagen alleen maar ergernis bij de dorpsbewoners. Daarom werden ze na verloop van tijd uit de toren verwijderd en vervangen door vier nieuwe klokken uit de gieterij van de Fa. Petit en Fritsen uit Aarle-Rixtel. Deze klokken gaven als hoofdtonen Cis-E-Fis-Gis. Op 5 maart 1914 werden deze klokken plechtig gewijd en op 9 maart d.a.v. luidden ze met succes proef. Helaas, zoals zovele klokken in ons vaderland, werden de vier Vitusklokken in de oorlogsjaren 1940-1945 door de Duitsers uit de toren verwijderd en omgesmolten tot oorlogstuig! Het zou vijf volle jaren duren, voordat de Vitustoren weer nieuwe klokken zou hebben. De klokkengieterij Van Bergen uit Heiligerlee kreeg opdracht vijf nieuwe klokken te gieten, dus één meer dan voorheen. Op 7 september 1947 werden ze plechtig ingewijd door mgr. Th. Huurdeman. De vijf klokken wegen in totaal maar liefst 6200 kilo. De zwaarste is Vitus, die in c is gestemd: hij weegt 2250 kilo. Henricus, in d gestemd, weegt 1600 kilo; Theodorus, in f, 1200 kilo; Gregorius, in g, 675 kilo en Maria, in a gestemd, weegt 475 kilo. Niet alleen op hoogfeesten en andere kerkelijke hoogtijdagen, maar ook bij andere feestelijke gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld bij de intocht van Sint Nicolaas en de overgang van oud naar nieuw jaar, strooien ze hun welluidende klanken kwistig over stad en land.
De heilige Vitus
Sint Vitus is de marteldood gestorven op Sicilië in het jaar 303 na Christus.
Over zijn leven wordt verteld, dat hij veel heeft moeten lijden omwille zijn
liefde voor Christus. Herhaalde malen werd hij gegeseld en door de Romeinse
keizer Diocletianus naar de arena gebracht om daar in het openbaar
worden gefolterd en later te worden gedood.
Het verhaal gaat:
dat Vitus in de kokende olie werd geworpen, maar dat de olie hem niet deerde;
dat Vitus voor de leeuwen werd gegooid, maar dat deze zich aan zijn voeten neerlegden;
dat Vitus op de folterplank werd gelegd, maar dat de folterplaats instortte en de beulen werden gedood.
De Vituslegende vertelt verder, hoe zijn lichaam en ziel wonderbaar van elkaar werden gescheiden;
hoe Vitus in de hemel werd opgenomen en zijn lichaam door een soldaat werd bewaakt;
hoe op de derde dag daarna een vrouw Vitus op het water van de rivier De Siler zag wandelen.
Hij zei tot haar: ik ben Vitus, door God bevrijd, begraaf mijn lichaam.
De vrouw overgoot het lichaam met kostbare balsem en legde het neer in een graf.
Het graf van de heilige Vitus bevindt zich nu in de Vitusdom te Praag.
De verering van Sint Vitus in Het Gooi dateert van de tiende eeuw na Christus, hier ingevoerd
door de abdis Luitgardis van het klooster te Elten (West-Duitsland). In ons land zijn kerken
ter ere van Sint Vitus in Hilversum, Bussum, Naarden, Huizen, Blaricum, Winschoten, Dedemsvaart
en Leeuwarden. De feestdag van Sint Vitus wordt kerkelijk gevierd op 15 juni, tegelijk met de
martelaren Modestus en Crescentia.

Een stukje geschiedenis
Begin 13de eeuw bezat Hilversum een eigen kapel, die behoorde tot de Larense moederkerk. Niet lang daarna werd deze kapel tot kerspelkerk verheven. Dat gebeurde onder de Utrechtse bisschop Frederik van Blankenheim. Later werd de kapel, aan de Kerkbrink gelegen, gesloopt en werd een nieuwe kerk met toren gebouwd. Deze toren is nu een monument. In het jaar 1538 wordt Willem Rabodi genoemd als pastoor. Na de beeldenstorm van 1566 ondervond ook Hilversum daarvan de gevolgen. Op 20 december 1581 werd de roomskatholieke godsdienst door een decreet van Willem van Oranje verboden en moesten de godsdienstoefeningen in het geheim worden gehouden. De St.-Vituskerk aan de Kerkbrink werd door de hervormden overgenomen. In 1644 vestigde Tymen de Sayer, een roomskatholiek priester uit Blaricum afkomstig, zich in Hilversum waar hij bij een zekere dokter Clement introk. In diens huis vierde hij ook de heilige geheimen. Als boer vermomd bediende De Sayer zijn standvastige gelovigen. Maar de Franciscaan Dionysius van Ghent, die door De Sayer als helper werd aangenomen, zette met behulp van de schout de gemeente tegen hem op. Daardoor werd de toestand van Tymen de Sayer in Hilversum en omstreken onhoudbaar. Hij vroeg overplaatsing en vertrok aldus in 1653 naar Amsterdam, waar hij op 27 juli 1658 overleed. Omstreeks 1672 betrokken de katholieken een nieuw bedehuis. Het was een gewoon huis, dat zo goed als mogelijk tot kerk werd ingericht. Het lag destijds aan het Korte Achterom in de buurt van de huidige Stationsstraat.


Op 7 mei 1702 vond er een formele afscheiding plaats tussen de Jansenisten (Oud-Katholieken) en Rooms-Katholieken. De Jansenisten namen de zogenaamde „Achterhofse kerk" in bezit en de „roomsen" moesten het met schuilkerken doen. De verdreven katholieken lieten het er echter niet bij zitten. Zij dienden verzoekschriften in voor het bouwen van een nieuwe kerk, maar in 1753 werd een voorlopige beslissing door de Gecommitteerde Raden omtrent het bouwen van een roomskatholieke kerk teniet gedaan. Op 14 september 1753 kwam er weer hoop in de harten van de roomsen. De Gecommitteerde Raden namen een voorlopige beslissing tot goedkeuring van de bouw van een kerkje, dat aan het noordeinde van de Groest zou komen. Achteraf werd deze goedkeuring toch weer ingetrokken. In 1766 werd Hilversum door een hevige brand geteisterd. Ook de kerk aan de Kerkbrink werd een prooi der vlammen. De toren bleef gedeeltelijk behouden. Een tweede smeekschrift van 20 juli 1767 en een derde in oktober 1774 om een bedehuis te mogen bouwen, bleven eveneens vruchteloos. Totdat in de herfst van 1783, toen Roelof Calis, Teunis de Graaf, Cornelis Willemse Reyn en Hendrik Andriessen kerkmeesters waren, nogmaals een smeekschrift werd ingediend „om op een bekwaame dog afgelegen plaats een Roomsch Kerkenhuys te moogen doen bouwen". Al op 21 oktober 1783 werd eindelijk gunstig gereageerd. Wilhelmus HOIscher uit Terborg in Gelderland was toen pastoor. Op 14 maart 1784 werd in het huis, dat toen bewoond werd door een zekere familie Kool en dat gelegen was „aan de oostzijde van de Groest benoorden de huidige St. Annastraat" voor de eerste maal het heilig misoffer opgedragen. Na vele verzoeken over en weer werd tenslotte toestemming verkregen tot de bouw van een nieuw bedehuis, dat op 4 juli 1786 door de aartspriester H. Berendsen werd ingezegend. Voor de som van f 1400,— leverde Abraham Meere, orgelmaker te Utrecht, een nieuw orgel. Begin 1853 werd besloten tot vergroting van de bestaande kerk. Voor de som van f 36.500,— werd de voorgevel vernieuwd en van een toren voorzien. En zo bleef het tot 1890, tot men aan de bouw van de huidige kerk begon.
Epiloog
Wij hebben u wat verteld over de geschiedenis van de Sint-Vituskerk, met zijn machtige toren, die voor een belangrijk deel de skyline van Hilversum bepaalt. Maar er zou nog veel meer verteld kunnen worden, bijvoorbeeld over het kostbare onderhoud dat een dergelijk immens gebouw regelmatig vraagt. Of over de functie die het bedehuis óók heeft als cultureel centrum: er worden immers regelmatig orgelconcerten in de Vituskerk gegeven, terwijl radio en televisie het kerkgebouw gebruiken voor opnamen en uitzendingen. We laten het hier echter bij, wensen u veel goeds en we hopen, dat deze gids u steeds zal herinneren aan het kostelijke uur, dat u in deze Sint-Vitus-kerk te Hilversum hebt doorgebracht.

Uitgave: Kerkbestuur St. Vitus, Hilversum
Samenstelling en foto's: L. B. van der Stam
Druk: Laurens Coster,
Hilversum September 1977